Er is niet echt schade – deel I
Lezing bij Felix en Sofie, 12 november 2019.
Over argumenten om het Kwaad mee op afstand te houden.
Hannah Arendt maakte de keuze om Adolf Eichmann serieus te nemen. Dat was best moeilijk, want Eichmann was een bizarre persoonlijkheid die van weinig empathie getuigde, en van veel zelfmedelijden. Wat Arendt serieus nam, was met name Eichmanns uitleg over zijn geweten.
In zijn reactie op het vonnis in eerste aanleg, gaf Eichmann in zijn eigen woorden aan waarom hij zichzelf niet schuldig achtte aan de moord op de Joden. Hij had geen wens of verlangen om mensen te vermoorden; dat waren de mensen die hem bevelen gaven. Zijn schuld bestond eruit, die bevelen te hebben opgevolgd. En die bevelen opvolgen, zo redeneerde hij verder, dat kon eigenlijk niet anders. Alleen met de wijsheid van achteraf had hij een keuze; in de omstandigheden van toen had hij die keuze niet. Uiteindelijk zag Eichmann zichzelf vooral als slachtoffer:
Het was mijn ongelukkige lot, verstrikt te raken in deze gruweldaden. Maar deze misdaden gebeurden niet omdat ik het wenste. Het was niet mijn wens om mensen te doden. De schuld voor de massamoord ligt uitsluitend bij de politieke leiders. Ik beschuldig de leiders ervan, misbruik te te hebben gemaakt van mijn gehoorzaamheid. Men vroeg destijds gehoorzaamheid, zoals ook in de toekomst gehoorzaamheid gevraagd zal worden. Gehoorzaamheid wordt aangeprezen als een deugd. De hoogste rangen, waar ik niet bij hoorde, verdienen straf voor de gruweldaden die de slachtoffers moesten ondergaan, op hun bevel. Maar de ondergeschikten zijn nu ook slachtoffers. Ik ben een van die slachtoffers.
Arendts bijdrage aan de discussie over het Kwaad, is dat groot Kwaad ook kan plaatsvinden vanuit hele normale drijfveren, en met een goed geweten zelfs. Volgens haar werd Eichmann af en toe geplaagd door zijn geweten, en ze beschrijft welke argumenten hij gebruikte om zijn zichzelf ervan te overtuigen dat wat hij deed geen misdaad was. Dat het geen kwaad was, maar goed. Dit idee was niet aan Arendts brein ontsproten. Eichmann verwees zelf naar de omkering van morele regels in het Derde Rijk: wat goed was werd slecht, en omgekeerd. In zijn woorden: “de Umwertung aller Werte zoals die werd voorgeschreven door de Staat” (ibidem). Het vermoorden van mensen was in die context in veel gevallen een goede zaak. Juristen stonden klaar om Hitlers kreten en wensen om te zetten (of in te passen) in wetgeving. In het Derde Rijk werd er zowel juridisch als moreel een andere wereld opgetuigd om te zorgen dat mensen elkaar kwaad konden doen.
Vanavond wil ik net als Arendt serieus kijken naar de argumenten die mensen gebruiken wanneer ze elkaar kwaad hebben gedaan.
I vier argumenten die het kwaad op afstand houden
Wanneer kwaad is geschied, en mensen ter verantwoording worden geroepen, presenteren ze argumenten om zichzelf te verdedigen. Het kunnen argumenten zijn die ontkennen dat men een ander bewust heeft geschaad: het was niet mijn bedoeling. Het kunnen argumenten zijn die ontkennen dat men er iets over te zeggen had: het was niet mijn beslissing. Of, verwant maar niet hetzelfde, argumenten die ontkennen dat men controle had over het handelen: ik kon niet anders. En het kunnen argumenten zijn die ontkennen dat er morele normen zijn overtreden, of wetten: het was officieel geen schade. Uiteraard zijn die argumenten te combineren. En uiteraard worden er nog tig andere argumenten gebruikt; ik beperk me voor nu even tot deze vier.
het was niet mijn bedoeling
Eichmann kon de schade moeilijk ontkennen. Dit is ook het eerste waar u op kunt wijzen als u in gesprek raakt met iemand die twijfelt aan de omvang van de Holocaust: in de processen na de oorlog hebben de nazi’s en hun handlangers de misdaden niet ontkend. De meesten probeerden alleen hun motieven wit te wassen en hun eigen aandeel te minimaliseren, zoals ook Eichmann en zijn advocaat dat deden. Eichmann ontkende dat hij de wens had om mensen te vermoorden, maar hij bleef ook benadrukken dat hij een goed, moreel mens was. Dit zou ik willen scharen onder het kopje ‘het was niet mijn bedoeling’.
het was niet mijn beslissing
Bij kwaad op schaal hoort het schuiven met de verantwoordelijkheid. Eichmann volgde volgens hemzelf enkel bevelen op. Lynddie England, een Amerikaans soldaat, is een van de gezichten op de foto’s van martelingen gemaakt in de Iraakse gevangenis Abu Ghraib. Ook zij gebruikte het argument dat ze bevelen opvolgde. De martelingen waren beleid en de invulling die England en haar medesoldaten daaraan gaven werd volgens haar aangemoedigd, inclusief het maken van de beruchte foto’s. Lynddie zat veel lager in de bevelsketen dan Eichmann; ze bungelde helemaal onderaan.
Bovenaan de piramide werd de hete aardappel ook doorgeschoven — naar beneden. In kwaad dat op staatsniveau wordt georganiseerd, zijn de mensen onderaan de keten vaak degenen die geofferd worden. Voor de martelingen in Abu Ghraib is niemand hoger in de keten aangeklaagd. Toen minister van defensie Donald Rumsfeld het nieuws niet meer onder de pet kon houden zei hij: “Ik aanvaard de volledige verantwoordelijkheid.” En waar bestond die verantwoordelijkheid uit, volgens hem: “Ik heb niet ingezien hoe belangrijk het was om een zaak van deze ernst op het hoogste niveau aan te kaarten.” Zijn fout bestond er kortom uit, informatie niet doorgegeven te hebben. Oeps.
Een vergelijkbare redenering volgde Cees van der Hoeven, topman bij Ahold ten tijde van de grote fraude. Van der Hoeven is in hoger beroep alleen veroordeeld voor het niet doorgeven van informatie over de fraude. In zijn woorden was dit een “inschattingsfout”. Als topman was hij bij de fraude “niet direct betrokken maar wel eindverantwoordelijk” of, zoals hij het herformuleert: “verantwoordelijk zeker, schuldig niet” (VPRO, Gesprek op 2, 14 november 2011, vanaf 21:25). Dat hij als voorzitter van de Raad van Bestuur bij Ahold een cultuur van meer-sneller-meer aanjoeg, precies die cultuur die de fraude mogelijk maakte, daar toonde hij geen berouw over.
ik kon niet anders
De onderknuppels hebben een punt: als de hele keten erop gericht is om de regels te overtreden, met vage instructies en niet mis te verstaan duwen van boven, wat de onderlaag dan creatief mag invullen – dan is het moeilijk om je rug recht te houden. Journalist en antropoloog Joris Luyendijk interviewde mensen in de financiële wereld in Londen. Mensen in die wereld lijken vooral bang te zijn voor de anderen in het systeem, de zwijgcultuur die er heerst, om hun baan te verliezen als ze uit de school klappen. Banger daarvoor, dan voor de immorele dingen die ze doen, of voor de woede van het publiek over een doorlopende cultuur van meer-sneller-meer, ook na de kredietcrisis. Denkt u even terug aan Eichmann die zei: ik was gehoorzaam, en gehoorzaamheid is een deugd. Laten we nu luisteren naar een van Luyendijks gesprekspartners, Kilian Wawoe, voormalig hoofd HR bij ABN Amro:
Zo lang de cultuur van targets en bonussen bestaat, vind ik het moeilijk om bankiers te beschuldigen van immoreel gedrag. Wat is moreel gedrag? De regels gehoorzamen en doen wat je gezegd wordt? In de maatschappij is dat wat iemand een brave burger maakt, toch? Iemand die zich aan de wet houdt. Maar in het bankwezen zeggen de regels: haal je targets. Verkoop dit product, ook al wil je het niet. Doe mee met wat we hebben afgesproken. Dus als we tegen bankiers zeggen dat ze moreel moeten zijn, willen we dat ze moreel zijn op een andere manier – dat ze zelf nadenken, hun eigen morele kompas gebruiken en tegen het systeem ingaan waar ze middenin zitten. Dat is erg moeilijk voor mensen, om tegen een heel systeem in te gaan.
Hier zitten we midden in Arendts theorie over de manier waarop groot Kwaad tot stand komt: een wereld met andere morele regels, die wordt opgetuigd zodat mensen de roep van hun geweten kunnen stillen. Dat systeem kan achteraf bovendien als excuus gebruikt worden: binnen dat systeem mocht het wel; ik heb het systeem niet opgetuigd; wil je soms dat ik in mijn eentje het hele systeem ga bevechten?
het is officieel geen schade
Het interessantst voor Arendt was Eichmanns argument dat hij alles volgens de regels had gedaan: de juridische regels, namelijk de wetten van het Derde Rijk; en de morele regels, namelijk de omgekeerde morele wereld van het Derde Rijk. Daarmee was de schade alleen maar schade achteraf, ‘met de kennis van nu.’ Oftewel, het is officieel geen schade.
Dat vinden ook de Zusters van de Goede Herder. Die waren meer dan een eeuw lang in Nederland verantwoordelijk voor de zogenaamde moeilijke meisjes: voor hun opsluiting en dwangarbeid. Deze praktijken hebben geduurd tot 1978. De argumenten die ze via hun advocaat tot ons doen komen: zo waren “de pedagogische opvattingen” toen. En: “we zien in dat met de kennis van nu een andere aanpak van de opvang en verpleging van de meisjes passender zou zijn geweest.” De schade is alleen zichtbaar met de kennis van nu, in de toenmalige context was het volgens het boekje.
Laat ik dan nu maar eens Lloyd Blankfein aan het woord laten, baas van Goldman Sachs en fabrikant van vele niet-berouwvolle citaten over de kredietcrisis.
Om met een voor de hand liggend punt te beginnen: een groot deel van [deze periode] was een uiterst nederig makende ervaring voor mijn sector. We presenteerden onszelf als de experts, en het verlies van het publieke vertrouwen doordat we de verwachtingen die we hadden geschapen, niet waar konden maken, zal jaren kosten om weer te herbouwen. Erger nog, besluiten over schadevergoedingen en andere handelingen die wel en niet zijn verricht, vooral bij banken die heel snel een boel aandeelhouderswaarde verloren, [die besluiten] lijken achteraf [mijn nadruk MB] egoïstisch en hebzuchtig.
Of de misstap nu groot of klein is, je kunt dezelfde argumenten gebruiken. Toen universiteitsbestuurder Dymph van den Boom beschuldigd werd van plagiaat, was haar verdediging dat ze alles volgens het boekje had gedaan. Haar slordig geannoteerde proefschrift was geschreven in een tijd dat de regels voor citeren er niet waren, of minder. In haar toespraken als bestuurder verwerkte ze stukken tekst van anderen, zonder dat te noemen. Daarover zei ze tegen de journalist die haar beschuldigde:
Openingstoespraken zijn geen wetenschapsbeoefening, maar worden in dit artikel wel langs die meetlat gelegd. Ik agendeer in die toespraken als bestuurder een beleidsonderwerp en doe dat niet als wetenschapsbeoefenaar. Geen enkele gedragscode wetenschapsbeoefening geeft uitsluitsel over de vraag of een openingstoespraak beschouwd moet worden als een wetenschappelijke publicatie. Dit dient onderzocht te worden.
Plagiaat is een term met een officiële betekenis; Van den Boom bedient zich hier dus van het argument dat het officieel geen schade is. Maar ze gaat niet in op het morele aspect van de beschuldiging: is het oké als een bestuurder van een wetenschappelijke instelling, zelf een wetenschapper, jarenlang toespraken houdt waarin alinea’s zijn overgenomen uit teksten en toespraken van anderen, zonder dat dat voor de toehoorders duidelijk is? Er zijn geen officiële regels voor lezingen bij filosofenclubs door wetenschappers, maar ik neem aan dat u excuses van mij zou verwachten als deze lezing voor een deel gecopypaste bleek. Ook al voeg ik straks de bronnen toe op mijn website.
Ik kan het nog dichter bij huis brengen. Tijdens de verbouwing van mijn huis was er één stel buren dat door het lint ging, omdat het zo ellenlang duurde. Opeens was ik de boeman. Gruwend van het feit dat ik andere mensen zoveel overlast bezorgde, presenteerde ik argumenten die mijn aandeel in de schade moesten verzachten: ik heb geen keus; ik heb geen controle over alles; het is nooit mijn bedoeling geweest. Achteraf kwamen die argumenten mij akelig bekend voor.
Deel II van deze lezing vindt u hier.