Nihilisme

Een opiniestuk naar aanleiding van de aanslagen in de Brussel op 22 maart 2016.
Het belicht een element dat in de berichtgeving niet werd benoemd: dat rijke mensen en Eurocraten in Brussel doorgaans niet de metro nemen.

Waarom Brussel? Het is de vraag die opborrelt na de eerste schok. Hoe nauwkeurig of willekeurig kozen deze jongens hun doelen?

De reeks aanslagen in Parijs waren hoogst symbolisch. In januari vorig jaar moesten er Aartsvijanden worden aangevallen: De Jood, in zijn koosjere winkel. En De Ketter, in het honk waar hij zijn godslasterlijke tijdschriftje maakt. In november klonk vooral afgunst door: het hipsterhoekje van Parijs werd aangevallen; een rockconcert. Plekken waar zich mensen verzamelen die ook jong zijn, maar rijk; die in zachtere bedjes geboren werden en niet zo overhoop liggen met de wereld als hun geradicaliseerde leeftijdgenoten. En die in boze orthodoxe ogen dus kunnen staan voor alles wat week en verdorven is.

Verder een stadion, een plek waar je in één klap veel slachtoffers kunt maken (als je de tribune haalt, wat gelukkig niet zo was). En waar ook nog eens de president aanwezig was.

En Brussel dan? Het vliegveld lag voor de hand vanwege de enorme hoeveelheid mensen die daar elke dag samendrommen. Weer werd een Aartsvijand aangevallen: De Amerikaan, bij de balie van American Airlines.

Zo op het eerste gezicht lijkt de symboolwaarde van de aanslag in de metro ook duidelijk: je blaast jezelf op in de buurt van allerlei machtige Europese instanties, en jaagt hopelijk wat van die Euro-ambtenaren de dood in, slaafse dienaren van het verwende Westen.

Ze hebben de schok van de explosie inderdaad gevoeld in de bastions van het Verenigd Europa. Maar deze aanslag had nog een ander gezicht. Want in de Brusselse metro zitten doorgaans niet de rijken en machtigen der aarde, noch hun gewillige slaven. Met uitzondering van een paar lieden uit het Noordwesten van Europa, die er licht militant op staan om net als thuis het openbaar vervoer te gebruiken (of zelfs, god verhoede, een fiets), zit elke weldenkende Brusselaar in zijn eigen auto. ’s Ochtends file, ’s’avonds file, en file tussen de middag want je gaat ook lekker ergens eten.

In Brussel is het openbaar vervoer een symbool van armetierigheid. De tram, de bus en de metro zijn voor wie echt, maar dan ook echt geen geld heeft voor een auto. Of voor wie ‘uit ideologische overwegingen’ geen auto wil, zoals de autominnende Brusselaar het formuleert.

In het openbaar vervoer tref je scholieren, studenten, toeristen, het personeel van de rijke Brusselaars. Werkende mensen met weinig geld. En altijd wel een stinkende dronkelap. Veel hoofddoeken: jong en oud, in soepjurk of Zara, beladen met boodschappen of druk kletsend tegen een mobiele telefoon. Veel kindjes van Afrikaanse afkomst, bakens van verzorgdheid en goede smaak: overhemdjes met miniatuur stropdasjes, ingewikkelde vlechtjes met strikjes en speldjes, handtasjes, rolkoffertjes. Op zondag kerkdag steken hun moeders zich in prachtige, uitzinnig gekleurde ensembles.

Dit zijn de mensen die je in de Brusselse metro kunt vermoorden: zwervers en kruimelaars, schoonmakers en oppassen, oma’s en jonge moeders, tieners en kleine kinderen. De woede van onze jonge radicalo’s gold niet deze mensen. Het waren maar poppetjes, figuranten.

Want als je een bommenrollade bent, is het veel makkelijker om de metro te nemen dan om de goed beveiligde EU-gebouwen in te wandelen. Net zoals het makkelijker is om dingen plat te gooien en iedereen af te luisteren, dan om je grondig, rationeel en toegewijd te verdiepen in de problemen waar deze jongens een uitwas van zijn.

 

23 maart 2016

beeld: screenshot van het Brusselse metronetwerk in 2015